Voor de vaccins tegen COVID-19 beveelt de WGO aan om een lijst met bijwerkingen van bijzonder belang van nabij op te volgen.
Een melding kan verschillende bijwerkingen omvatten. Een melding wordt als ernstig beschouwd als minstens één van de genoemde bijwerkingen ernstig is.
Bovendien komen de gecontroleerde omstandigheden waaronder patiënten tijdens klinische proeven geneesmiddelen krijgen toegediend, niet noodzakelijk overeen met de omstandigheden waaronder het geneesmiddel in de “echte” wereld zal worden gebruikt.
Voortdurende monitoring van vermoedelijke bijwerkingen is van essentieel belang om nieuwe risico’s op te sporen en te beheren en om de evolutie van bekende risico’s op te volgen. Dit is des te belangrijker in het kader van een massale vaccinatiecampagne die inhoudt dat grote groepen van de bevolking in beperkte tijd worden gevaccineerd
Een deskundige evaluatie van veiligheidssignalen is nodig om de waarschijnlijkheid vast te stellen van het verband tussen de vermoedelijke bijwerking en het geneesmiddel en om vast te stellen of regelgevende maatregelen nodig zijn. Typische informatie waarmee rekening moet worden gehouden, is de frequentie, ernst, plausibiliteit en kwaliteit van de informatie in de meldingen, de door de patiënt ingenomen dosis van het geneesmiddel, hoe lang het duurde voor de bijwerking optrad, eventuele onderliggende ziekten, het gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen en bewijs dat de bijwerking verdween of opnieuw optrad nadat het gebruik van het geneesmiddel werd onderbroken of hervat. Bij het beoordelen van een signaal wordt ook onderzocht of er sprake kan zijn geweest van een fout bij het gebruik van het geneesmiddel of van een kwaliteitsdefect tijdens de productie van het geneesmiddel.
Meldingen van bijwerkingen vormen slechts één van de elementen waarmee de Europese bevoegde autoriteiten rekening houden bij het beoordelen van de veiligheid van een geneesmiddel. Informatie kan ook worden verzameld via aanvullende bronnen, zoals:
- klinische proeven en epidemiologische onderzoeken;
- wereldwijde medische literatuur;
- ziektecijfers (incidentie van een ziekte binnen een bevolkingsgroep) en sterftecijfer (incidentie van overlijden binnen een bevolkingsgroep).
Aanvullend onderzoek en overleg met andere nationale bevoegde geneesmiddelenautoriteiten , is vaak nodig om te bevestigen dat een vermoedelijke bijwerking verband houdt met een geneesmiddel. Daarbij wordt geprobeerd vast te stellen of het waarschijnlijk is dat het geneesmiddel de bijwerking heeft veroorzaakt of aan het optreden ervan heeft bijgedragen, risicofactoren vast te stellen en de frequentie van het optreden van de bijwerking te bepalen.
Belangrijke elementen over de bron van de gegevens.
- Elke individuele melding in EudraVigilance verwijst doorgaans naar een enkele patiënt. Voor elke individuele melding bestaat er minstens één rapport, het initiële rapport, dat mogelijk wordt aangevuld met vervolgrapporten. Een individuele melding kan verschillende bijwerkingen omvatten.
- Het bulletin toont spontane meldingen van bijwerkingen die in EudraVigilance worden opgenomen.
- Een bijwerking krijgt de kwalificatie “ernstig” als deze heeft geleid tot (i) een overlijden, (ii) een levensbedreigende situatie, (iii) een ziekenhuisopname of een verlengde ziekenhuisopname, (iv) een belangrijke of blijvende invaliditeit/arbeidsongeschiktheid (naar de mening van de melder), (v) een aangeboren afwijking/misvorming of (vi) resulteert in een andere medisch belangrijke gebeurtenis.
- Rapporten waarin het geneesmiddel of de werkzame stof als een concomitant (niet-verdacht) geneesmiddel is vermeld, zijn uitgesloten.
- Farmaceutische bedrijven die houder zijn van de marktvergunning voor een geneesmiddel, en ook nationale bevoegde geneesmiddelenautoriteiten in de EER, zijn wettelijk verplicht meldingen van vermoedelijke bijwerkingen die zijn opgetreden in te geven in EudraVigilance. Daaronder vallen ook de rapporten die ze ontvangen van gezondheidszorgbeoefenaars en patiënten.
- uitvoeren van onderzoek om verdere informatie te verkrijgen over het veiligheidsprofiel van het geneesmiddel of de werkzame stof na het toekennen van de handelsvergunning;
- uitvoeren van een uitgebreide herbeoordeling van de baten-risicoverhouding van het geneesmiddel of de werkzame stof;
- wijzigen van de productinformatie (bijvoorbeeld door toevoeging van contra-indicaties, waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen of aanvullende informatie over bijwerkingen);
- aanpassen van de verpakking voor het duidelijk identificeren van risico's en instructies voor het gebruik van het geneesmiddel;
- verspreiden van informatie onder gezondheidszorgbeoefenaars en consumenten over de risico's (door middel van brieven, adviezen, publicaties of gespecialiseerde websites);
- toevoegen van waarschuwingen aan de bijsluiter;
- publiceren van mededelingen over de veiligheid aan gezondheidszorgbeoefenaars;
- uit de handel nemen van het geneesmiddel.
Het implementeren van deze maatregelen is de verantwoordelijkheid van zowel Europese als nationale bevoegde geneesmiddelenautoriteiten. Ga voor meer informatie naar Good Pharmacovigilance Practices.
De gegevens worden elektronisch ingegeven in EudraVigilance door de nationale bevoegde geneesmiddelenautoriteiten en door de houders van handelsvergunningen (farmaceutische bedrijven) in de EER. Het EMA heeft slechts beperkte controle over de volledigheid of nauwkeurigheid van de beschikbare informatie.
Het EMA voert kwaliteitsbeoordelingen uit in EudraVigilance. Deze bestaan onder meer uit het identificeren van duplicaatrapporten, het coderen van de vermelde geneesmiddelen en werkzame stoffen en het geven van feedback over de kwaliteit van informatie die nationale bevoegde geneesmiddelenautoriteiten en houders van handelsvergunningen in de EER hebben ingezonden.
De informatie in EudraVigilance wordt dagelijks aangepast en het aantal individuele meldingen kan toe- of afnemen. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de informatie in de rapporten zich in de loop der tijd wijzigt.
Een afname van het aantal individuele meldingen dat in een rapport wordt genoemd, kan meestal als volgt worden verklaard:
- van een bestaand individueel geval is een vervolgrapport ontvangen, waarin het vermelde geneesmiddel, de vermelde werkzame stof of de vermelde vermoedelijke bijwerking door de melder is aangepast op basis van nieuwe informatie;
- dezelfde melding is door verschillende personen ingediend (bijvoorbeeld door een patiënt en een arts). Deze duplicaatrapporten kunnen tijdens de kwaliteitsbeoordeling worden ontdekt en tot een enkele melding worden samengevoegd;
- een melding wordt geannuleerd (verwijderd) op verzoek van de melder, meestal omdat het onjuist bleek te zijn.
Gezondheidszorgbeoefenaars en patiënten kunnen vermoedelijke bijwerkingen van COVID-19-vaccins melden via het nieuwe formulier dat beschikbaar is op www.eenbijwerkingmelden.be.
Als u als patiënt (een) bijwerking(en) ondervindt, praat er dan over met uw arts of apotheker. Die zal u adviseren over wat u verder moet doen.
Vaccins tegen COVID-19 vertonen een sterke reactogeniciteit, waarvan de symptomen en hun frequenties gedetailleerd worden beschreven in rubriek 4.8 “Bijwerkingen” van de samenvattingen van de kenmerken van het product (SKP).
Zo traden tijdens de klinische proeven bij meer dan 50 % van de gevaccineerden voornamelijk de volgende bijwerkingen op:
- pijn op de injectieplaats,
- vermoeidheid,
- hoofdpijn,
- myalgie,
- rillingen,
- misselijkheid.
Gezien deze hoge reactogeniciteit en het aantal gevaccineerde mensen, worden talrijke gevallen van dergelijke reacties verwacht.
Het FAGG stelt voor om voornamelijk de volgende reacties te melden:
- Bijwerkingen van bijzonder belang
- Ernstige bijwerkingen
- Onverwachte bijwerkingen
- Verdachte bijwerkingen
1. Bijwerkingen van bijzonder belang (adverse events of special interest, AESI) geïdentificeerd door de Brighton Collaboration.
Dit zijn ongewenste voorvallen of bijwerkingen die niet noodzakelijk zijn waargenomen in klinische proeven, maar die van wetenschappelijk en medisch belang zijn en waarvoor voortdurende monitoring en vroegtijdige communicatie kunnen zijn aangewezen. Dergelijke ongewenste voorvallen of bijwerkingen kunnen nader onderzoek vereisen om ze beter te karakteriseren en te begrijpen.
Het kan gaan om:
- een anafylaxie
- gegeneraliseerde convulsies (stuipen)
- problemen met hart of bloedvaten:
- myocarditis/pericarditis
- microangiopathie
- hartfalen
- stresscardiomyopathie
- coronaropathie
- aritmie
- leverproblemen
- nierproblemen
- bepaalde problemen met de ademhaling, zoals acuut ademhalingsnoodsyndroom
- bloedstollingsproblemen
- trombocytopenie
- neutropenie
- bepaalde huidproblemen:
- erythema multiforme
- huidaandoeningen gelijkaardig aan winterhanden
- acute aseptische artritis
- syndroom van Guillain-Barré
- neurologische problemen
- een auto-immuunziekte
Zoals aanbevolen door de WGO (Wereldgezondheidsorganisatie) zal het FAGG de meldingen van bijwerkingen van bijzonder belang analyseren in het kader van de vaccinatie tegen COVID-19.
2. Ernstige bijwerkingen
Volgens de Europese wetgeving wordt een bijwerking als “ernstig” beschouwd als de bijwerking heeft geleid tot:
- een overlijden,
- een levensbedreigende situatie,
- een ziekenhuisopname of een verlengde ziekenhuisopname,
- een belangrijke of blijvende arbeidsongeschiktheid of invaliditeit (volgens de mening van de melder),
- een aangeboren afwijking/misvorming,
- of een andere medisch belangrijke gebeurtenis.
3. Onverwachte bijwerkingen
Dit zijn bijwerkingen waarvan de aard, de ernst en/of de evolutie niet overeenstemmen met de samenvatting van de kenmerken van het product (SKP) en de bijsluiter van het vaccin.
4. Verdachte bijwerkingen
Dit zijn bekende bijwerkingen waarvan de frequentie, de ernst of de uitkomst abnormaal is.
Als u als patiënt (een) bijwerking(en) ondervindt, praat er dan over met uw arts of apotheker. Die kan u verder adviseren over wat u moet doen.