Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA of European Medicines Agency) publiceerde het achtste ESVAC-rapport (European Surveillance of Veterinary Antimicrobial Consumption) over de verkoop van antibacteriële middelen voor diergeneeskundig gebruik in 2016.
Op 15 oktober 2018 verscheen het achtste ESVAC-rapport, een weergave van de verkoopcijfers van antibacteriële middelen voor diergeneeskundig gebruik in 2016. De resultaten van dertig EU/EER-lidstaten werden in kaart gebracht.
Dalende Europese trend
De verkoop van antibiotica wordt uitgedrukt in mg/PCU of mg/kg en houdt rekening met de biomassa in de veeteelt.
Gemiddeld daalde de verkoop in de Europese Unie van antibacteriële middelen voor diergeneeskundig gebruik met 20,1 % tussen 2011 en 2016. Zestien landen zagen een reductie van 8,7 % tot 57,8 %. Niet alle landen zagen echter zo een vermindering en in zes landen zien we zelfs een verhoging van 7,9 % tot 67,7 %.
De verkoop van kritische middelen, dit zijn antibacteriële substanties die belangrijk zijn voor de volksgezondheid, bedroegen gemiddeld voor derde en vierde generatie cefalosporines, fluoroquinolones en polymyxines respectievelijk 0,21 mg/PCU, 2,70 mg/PCU en 6,62 mg/PCU.
Op de EMA-website is een interactieve databank beschikbaar waarbij specifieke tendensen kunnen worden nagaan of cijfers van geselecteerde lidstaten kunnen worden vergeleken.
België
In België werd met 140 mg/PCU voor 2016 een vermindering gerealiseerd van 22 % ten opzichte van 2010. Daarmee blijft de antibioticaconsumptie bij dieren relatief hoog, ook ten opzichte van buurlanden met een vergelijkbare veehouderijstructuur zoals Frankrijk (72 mg/PCU), Nederland (53 mg/PCU) of Duitsland (89 mg/PCU). België zal dus blijvend grote inspanningen moeten doen om het gebruik verder te reduceren.
In België daalde de verkoop van derde en vierde generatie cefalosporines sterk in 2016 naar 0,30 mg/PCU. Voor de fluoroquinolones is dat ook het geval met een daling naar 0,59 mg/PCU. Dit is het resultaat van de nieuwe maatregelen rond het gebruik van kritische middelen (verplichte staalname en gevoeligheidsbepaling) en de publicatie van het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van geneesmiddelen door de dierenartsen en door de verantwoordelijken van de dieren.
Het gebruik van polymixines (voornamelijk colistine) daalt gevoelig (2,44 mg/PCU in 2016) en blijft gelinkt aan het gebruik van zinkoxide (ZnO) dat in 2013 als alternatief beschikbaar kwam voor de behandeling van diarree bij gespeende biggen. In vergelijking met 2012, het jaar voor ZnO beschikbaar kwam, daalde het gebruik van colistine met 60 %. Voor de macroliden groep kan in 2016 (8,7 mg/PCU) een status quo tot lichte stijging genoteerd ten opzichte van 2010 (8,3 mg/PCU).
Meer informatie
8ste ESVAC rapport op de EMA website
Nieuwsbericht van EMA