Het Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) is tijdens zijn vergadering van oktober 2021 begonnen met een beoordeling van het meningeoomrisico bij nomegestrol en chloormadinon bevattende geneesmiddelen. Het PRAC heeft ook data geëvalueerd over veneuze trombo-embolie en immuun trombocytopenie met COVID-19-vaccins.
Nomegestrol bevattende producten en chloormadinon bevattende producten
Het EMA is begonnen met een beoordeling van geneesmiddelen die de werkzame stof nomegestrol of chloormadinon bevatten. Deze geneesmiddelen kunnen, alleen of in combinatie met andere werkzame stoffen, worden gebruikt voor de behandeling van gynaecologische aandoeningen zoals amenorroe (het uitblijven van de menstruatie) en andere menstruatiestoornissen, bloedingen in de baarmoeder, endometriose (een aandoening waarbij weefsel dat lijkt op het baarmoederslijmvlies elders in het lichaam aangroeit), pijnlijke borsten en als hormoonvervangingstherapie of anticonceptiemiddel (geboortebeperking).
Het Franse geneesmiddelenagentschap (ANSM) heeft om de beoordeling verzocht naar aanleiding van nieuwe gegevens uit twee epidemiologische studies die in Frankrijk zijn uitgevoerd bij vrouwen die deze geneesmiddelen gebruiken om het risico op meningeoom, een tumor van de membranen die de hersenen en het ruggenmerg bedekken, te onderzoeken. Deze tumor is gewoonlijk niet kwaadaardig en wordt niet als kanker beschouwd, maar door hun ligging in en rond de hersenen en het ruggenmerg kunnen meningeomen in zeldzame gevallen ernstige problemen veroorzaken.
Er zijn gevallen van meningeomen gemeld bij vrouwen die geneesmiddelen gebruikten die nomegestrol of chloormadinon bevatten, en in de voorschrijfinformatie van sommige van deze geneesmiddelen zijn reeds waarschuwingen opgenomen. De informatie voor voorschrijvers en patiënten kan echter van EU-lidstaat tot EU-lidstaat verschillen.
Uit de gegevens van de twee studies blijkt dat het risico op meningeomen toeneemt met de dosis en de duur van de behandeling en groter kan zijn bij vrouwen die gedurende meerdere jaren nomegestrol of chloormadinon innemen. Uit de studies bleek ook dat nadat vrouwen een jaar of langer waren gestopt met het gebruik van nomegestrol of chloormadinon, het risico op het ontstaan van deze tumoren kleiner werd en vergelijkbaar was met het risico bij mensen die deze geneesmiddelen nooit hadden gebruikt.
In het licht van deze nieuwe gegevens zal het veiligheidscomité van het EMA (PRAC) nu het beschikbare bewijsmateriaal onderzoeken en aanbevelingen doen over de vraag of de vergunningen voor het in de handel brengen van nomegestrol en chloormadinon bevattende geneesmiddelen in de EU moeten worden gewijzigd.
De volgende nomegestrol en chloormadinon bevattende geneesmiddelen zijn vergund en in de handel in België: Lutenyl, Nogest, Nomegestrol Stragen, Zoely, Bellina en Helen.
PRAC-beoordeling van zeldzame gevallen van veneuze trombo-embolie met COVID-19 Vaccine Janssen
Het PRAC heeft geconcludeerd dat er een mogelijk verband bestaat tussen zeldzame gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) en COVID-19 Vaccine Janssen.
VTE is een aandoening waarbij zich een bloedstolsel vormt in een diepe ader, doorgaans in een been, arm of lies, dat zich kan verplaatsen naar de longen en zo de bloedtoevoer blokkeert, met mogelijk levensbedreigende gevolgen. Dat veiligheidsrisico onderscheidt zich van het uiterst zeldzame neveneffect van trombose met trombocytopeniesyndroom (TTS) (d.w.z. bloedstolsels met lage bloedplaatjes).
VTE werd opgenomen in het risicomanagementsplan voor COVID-19 Vaccine Janssen als een te onderzoeken veiligheidsrisico, gebaseerd op een hoger percentage gevallen van VTE die werden waargenomen binnen de gevaccineerde groep versus de placebogroep in het grootschalige klinische onderzoek dat werd gebruikt om dit vaccin te autoriseren. De kwestie werd nauwlettend in de gaten gehouden.
Het PRAC heeft nu nieuw bewijsmateriaal uit het hierboven beschreven onderzoek bestudeerd, evenals nieuw bewijsmateriaal uit een ander grootschalig klinisch onderzoek. In dat tweede onderzoek was er geen toename van veneuze trombo-embolische voorvallen bij personen die COVID-19 Vaccine Janssen ontvingen. Het PRAC heeft ook bewijsmateriaal uit het post-marketingkader onderzocht, met andere woorden data die worden vergaard terwijl het vaccin wordt gebruikt in de context van vaccinatiecampagnes. Bij het in aanmerking nemen van alle bewijsmateriaal concludeerde het comité dat er een redelijke mogelijkheid bestaat dat er een verband is tussen zeldzame gevallen van VTE en COVID-19 Vaccine Janssen.
Het comité beveelt daarom aan om VTE in de productinformatie op te nemen als een zeldzame bijwerking van COVID-19 Vaccine Janssen, vergezeld van een waarschuwing om de aandacht daarop te vestigen bij zorgprofessionals en mensen die het vaccin gebruiken, vooral degenen met een verhoogd risico op VTE.
Als onderdeel van de bewustmakingsinspanningen heeft het PRAC overeenstemming bereikt over de inhoud van een directe communicatie aan gezondheidszorgbeoefenaars, die verderop in dit document wordt beschreven, in het gedeelte ‘Nieuwe veiligheidsinformatie voor gezondheidszorgbeoefenaars’.
PRAC-beoordeling van gevallen van immuun trombocytopenie met Vaxzevria en COVID-19 Vaccine Janssen
Het PRAC beoordeelde gevallen van immuun trombocytopenie (ITP) die werden gemeld na vaccinatie met Vaxzevria (voorheen AstraZeneca COVID-19 Vaccine) en COVID-19 Vaccine Janssen.
ITP is een aandoening waarbij het immuunsysteem ten onrechte de zogenaamde bloedplaatjesbloedcellen aanvalt, die nodig zijn voor een normale bloedstolling. Zeer lage bloedplaatjesniveaus kunnen leiden tot bloedingen, en ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid.
Het comité heeft alle beschikbare data beoordeeld en aanbevolen om de productinformatie van beide vaccins bij te werken en ITP op te nemen als een ongewenste bijwerking met onbekende frequentie.
Bovendien is overeenstemming bereikt over een waarschuwingsbericht om te benadrukken dat gevallen van zeer lage bloedplaatjesniveaus uiterst zelden zijn gemeld, meestal binnen de eerste vier weken na vaccinatie met COVID-19 Vaccine Janssen of Vaxzevria.
Als iemand in het verleden ITP had, moet het risico op de ontwikkeling van lage bloedplaatjesniveaus worden overwogen vóór de vaccinatie, en wordt bloedplaatjesmonitoring aanbevolen na de vaccinatie met een van die vaccins.
Het PRAC zal nieuwe informatie nauwlettend in de gaten blijven houden en indien nodig verdere maatregelen nemen.
Als onderdeel van de bewustmakingsinspanningen heeft het PRAC overeenstemming bereikt over de inhoud van een directe communicatie aan gezondheidszorgbeoefenaars, die verderop in dit document wordt beschreven, in het gedeelte ‘Nieuwe veiligheidsinformatie voor gezondheidszorgbeoefenaars’.
Nieuwe veiligheidsinformatie voor gezondheidszorgbeoefenaars
Als deel van zijn advies over veiligheidsgerelateerde aspecten heeft het PRAC overeenstemming bereikt over 'Direct Healthcare Professional Communications' (DHPC's) met belangrijke veiligheidsinformatie voor COVID-19 Vaccine Janssen en Vaxzevria.
COVID-19 Vaccine Janssen: risico op immuun trombocytopenie en veneuze trombo-embolie
Deze DHPC informeert gezondheidszorgbeoefenaars over immuun trombocytopenie (ITP) en veneuze trombo-embolie (VTE).
Inzake ITP benadrukt de DHPC dat gevallen van ITP zijn gemeld binnen de eerste vier weken na toediening van COVID-19 Vaccine Janssen, waaronder ernstige gevallen met zeer lage bloedplaatjestellingen.
Als een persoon in het verleden ITP had, moeten gezondheidszorgbeoefenaars rekening houden met het risico op de ontwikkeling van lage bloedplaatjesniveaus voor ze het vaccin toedienen. Voor personen die in het verleden ITP hadden, wordt aanbevolen de bloedplaatjesniveaus te controleren na vaccinatie met COVID-19 Vaccine Janssen.
Inzake VTE wordt beschreven dat VTE zelden is waargenomen na vaccinatie met COVID-19 Vaccine Janssen en dat rekening moet worden gehouden met het risico op VTE bij personen met verhoogde risicofactoren voor trombo-embolie (bloedstolsels).
Personen die binnen drie weken na vaccinatie met COVID-19 Vaccine Janssen worden gediagnosticeerd met trombocytopenie, moeten actief worden onderzocht op tekenen van trombose. Zo ook moeten personen die binnen drie weken na vaccinatie trombose vertonen worden onderzocht op trombocytopenie. Dat is belangrijk, met het oog op de beoordeling van een potentiële diagnose van trombose met trombocytopeniesyndroom (TTS), dat gespecialiseerde klinische behandeling vereist.
Vaxzevria: risico op trombocytopenie met inbegrip van immuun trombocytopenie
Deze DHPC informeert gezondheidszorgbeoefenaars over gevallen van trombocytopenie (lage bloedplaatjesniveaus), met inbegrip van immuun trombocytopenie (ITP), die zijn gemeld bij Vaxzevria, doorgaans binnen de eerste vier weken na vaccinatie.
Zeer zelden vertoonden die gevallen van trombocytopenie zeer lage plaatjesniveaus en/of waren ze geassocieerd met bloedingen.
Als een persoon in het verleden een trombocytopische aandoening had, wordt zorgprofessionals geadviseerd om rekening te houden met het risico op de ontwikkeling van lage plaatjesniveaus zoals ITP, alvorens het vaccin toe te dienen. Bovendien wordt bloedplaatjesmonitoring aanbevolen na vaccinatie bij een persoon die in het verleden ITP had.
De DHPC's voor COVID-19 Vaccine Janssen en Vaxzevria zullen worden doorgestuurd naar het CHMP, het EMA-comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Na instemming door het CHMP zullen de houders van een vergunning voor het in de handel brengen de DHPC's verspreiden onder zorgprofessionals, volgens een overeengekomen communicatieplan, en worden gepubliceerd op de EMA-website en in nationale registers in de EU-lidstaten.